Mestonderzoek

De belangrijkste en beste periode om mestonderzoek te doen is het voorjaar en de zomer. Dit omdat mestonderzoek in het najaar en winter een vals-negatieve uitslag kan geven, daar sommige wormen in winterslaap gaan en dan geen eieren uitscheiden.


Afhankelijk van de uitslag van het mestonderzoek en de specifieke situatie van het paard kan een advies gegeven worden over de wormbestrijding.



Mestonderzoek en EPG

Bij mestonderzoek wordt de mest onderzocht op de aanwezigheid van wormeieren. Naast dat er gekeken wordt naar de soort wormeieren, wordt er ook gekeken naar de hoeveelheid uitgescheiden wormeitjes. Dit wordt uitgedrukt in EPG (= aantal wormeieren per gram mest).

 

• Bij een EPG lager dan 200 is ontwormen meestal niet nodig. Er bevinden zich dan weinig ei-uitscheidende wormen in de darmen van het paard.

• Bij een EPG tussen de 200 en 500 zal afhankelijk van de situatie wel of geen ontwormingsbehandeling geadviseerd worden.

• Bij een EPG groter dan 500 is er sprake van een wormbesmetting die behandeling vereist.

 

Weidebesmetting

De weide speelt een cruciale rol in de levenscyclus van de worm. Paarden die met wormen besmet zijn, scheiden met de mest de wormeieren uit en deze worden na een tijdje als larven met het gras weer opgenomen. Mestonderzoek heeft dan ook als doel om de weidebesmetting laag te houden, door de uitscheiding van wormeieren via de mest te beperken.